Klein Leeuwarder Leed: opbouwen 6
Blogs schrijven vind ik eigenlijk moeilijk. Niet zozeer inhoudelijk, want woorden stromen (te) makkelijk uit mijn pen, maar als instrument. Het is een type communicatiemiddel dat ik nog niet goed beheers. Ik merk dat de regelmaat er snel uit dreigt te gaan, wanneer ik niet ‘overloop’ van de noodzaak iets van mij af te moeten of te willen schrijven. Dat is niet goed, zo leer je ook niet boven het medium te staan. Voor dat doel, het van je afschrijven, het therapeutisch schrijven, heb je dagboeken, logboeken en memorialen. Ik heb er inmiddels 35 over de laatste 15 jaar. Daarvoor incidenteel nog wat verdwaalde exemplaren. Alleen deze dagboeken geven meer creatieve impressies en verwerkingen dan mijn blogs. Maar niemand leest ze, niemand kan reageren en dat is ook de bedoeling. Ik ben alleen soms bang dat ze in verkeerde handen terecht komen en dat er beoordelingen aan gegeven worden, die ik helemaal niet wil hebben, waar ik helemaal niet om gevraagd heb. Op termijn maar in het houtvuur gooien, denk ik. Ik kan overigens mijn eigen handgeschreven teksten niet meer teruglezen. Typen gaat dan makkelijker en daarom schrijf ik graag blogs en mails. Mails omdat telefoneren ook niet zo eenvoudig is met gehoorapparaatjes. Al zijn mijn nieuw aangepaste dingetjes wel een stuk beter. Ik ken mensen die heel berekenend met het schrijven van blogs omgaan. Precies weten voor wie zij schrijven (heel belangrijk, ook voor je site, je doelgroep definiëren), waarover zij willen schrijven (ze hebben vaak een thema of rode draad gekozen) en hoe zij willen schrijven (je weet nooit of er een uitgever meeleest). Ik ontbeer de dwang om aan die criteria te willen voldoen. Heb er ook niet het geduld voor. Daarbij mis ik het weerwoord van eventuele lezers. Het is toch een communicatiemiddel. Al weet ik inmiddels dat blogs nauwelijks gelezen worden om er echt op te reageren, net als Linkedin niet bedoeld is om onbevangen met elkaar kennis te maken en (werk) ervaringen uit te wisselen. Waar deze sociale media dan wel voor dienen? Ik denk dat pr het beste woord daarvoor is. Maar het lijkt mij juist zo boeiend wanneer je op elkaars blogs kunt reageren op een soort forum, onbevangen. Jammer te naïef en blijkbaar ben ik niet de blog-schrijfster met wie men samen gelezen wil worden. Ik heb voor de grap de webstatistics geraadpleegd van mijn site. In de maand april is mijn blog/site meer dan 3500 maal gelezen/’gehit’. In mei 192 keer. In mei ben ik ook bijna helemaal gestopt met schrijven, deels vanwege praktische bezwaren (geen verbinding in Noorwegen) deels uit onzekerheid omdat ik soms wel bang ben voor de gevolgen van mijn eigen openhartigheid. Maar wie leest er nu in hemelsnaam mijn blogs? Ik heb wel een indruk op basis van de termen die ‘hits’ opleveren en ik geloof dat ik niet bang hoef te zijn. Het zijn algemene zoektermen. Wel heb ik inmiddels een paar contactformulieren binnen gekregen van mensen die meer informatie wilden hebben over mijn artikel over het ‘album Neerlandia Catholica’ en iemand die mijn essay ‘Van Dutch naar Strutch…’ wilde gebruiken voor een cursus. Dat is leuk, erg leuk. Verder kwam ik een heel aparte hit’ tegen: ‘ik geil op vrouwen op klompen’. Echt waar, het stond er echt. Niets in mijn site verwijst naar geil en klompen. Wel vrouw (niet vrouwen) dus die combinatie van woorden bestaat helemaal niet. Enfin, wie achter die zoekterm zit zal ik wel nooit te weten komen, maar ik vind het wel een leuke titel voor een of ander schrijfsel. Ik kan er wel wat mee. Goed en wel, nu terug naar het eigenlijke onderwerp van dit blog. Ik heb wel wat om over te schrijven, iets waar ik al lang mee rondloop. Eigenlijk al vanaf 2006 en met meer nadruk sinds het kroningslied afgelopen april. Tijdens het googlen op Bakkenist, want van die jongens en meisjes heb ik nog steeds erg veel last sinds 2006 en ik ben nieuwsgierig hoe het met dit bureau verder gaat, kwam ik de naam Weijers tegen. En deze mijnheer zat toevallig ook in het Oranjecomité samen met nog een paar andere BN’ers. In de NRC las ik dat één van die heren, ‘iets goed vond wanneer hij er een paal van in zijn broek kreeg’en in diezelfde krant las ik ook dat de schrijver van het lied een mevrouw die per mail een kritisch woord had laten klinken over het geheel en op het fotootje stond met baby, terug had gekregen: ‘Jij met je Chinese naakthond.. Vind ik wel hele goeie opmerkingen hoor, in combinatie met die vrouwen op klompen. Maar ene mijnheer Weijers blijkt nu ook commissaris te zijn van Bakkenist.Voor mij was de lol van het hele kroningsfeest er af met de herdenking erbij, want je weet natuurlijk wel wie er vooraan op de eerste rij zit. Natuurlijk niets ten nadele van de heer Weijers. In tegendeel, ik kan niet in zijn schaduw staan. Wil dat ook niet. Maar toch die combinatie, die hele structuur, dat kleine wereldje, schijndemocratie en valse integriteit, de macht van het geld en schone schijn, het populisme, de slechte smaak ook voor hen die ‘low culture’ beoefenen (helemaal niks mis mee)…… Het maakt mij nog steeds moedeloos, die hele Bakkenist-geschiedenis. Het woord ‘opbouwen’ schoot voortdurend door mijn gedachten in combinatie met Bakkenist, kroningslied, paal in de broek, Chinese naakthond, vrouwen op klompen en Leeuwarden gemeentearchief. Geen idee waarom. Ik hoopte dat de wind in Noorwegen mijn geheugen eens goed had schoongeveegd. Maar dat is zeker niet het geval geweest. Ik snap niets van de werking van het geheugen in het algemeen en van dat van mij in het bijzonder. Een paar dagen geleden stond mij in een flits het beeld voor ogen dat bij ‘opbouwen’hoort. Het was de eerste bijeenkomst met de interim directeur en Bakkenist-mensen na het Grote Onderzoek naar de Leeuwarder Archiefcrisis. Ik was daar ook voor uitgenodigd. Had vlak daarvoor de huisarts nog gesproken die het zo langzamerhand wat te veel vond worden. Hij stond op het punt om met de redactie van de Leeuwarder te bellen om dringend te vragen of zij die nieuwsterreur per direct konden stoppen. Ik moest ook de kleur rood dragen van hem, die maakte mij sterker. (Ik heb het erg benauwd gehad in die lamswollen trui in dat hete kamertje in het nieuwe stadskantoor, maar op de een of andere manier werkte het wel. Misschien het idee dat je van iemand steun krijgt of zo). Ik gaf hem weinig kans van slagen als hij zou bellen, want “men” was niet zo tevreden over de uitkomst van het onderzoek. Er was geen reden gevonden om mij te ontslaan, zelfs niet op basis van disfunctioneren. Eervol ontslag met een riante wachtgeldregeling, dat was het enige wat er uitgekomen was en daar viel natuurlijk iedereen over. Dat was niet de bedoeling. Krijgt die cheffin nog een zak geld mee ook. Men had echt bloed willen zien, precies zoals dat hoort bij (karakter)moord. Ook dat woord kwam terug in mijn herinnering toen ik aan opbouwen dacht, maar nu in combinatie met een heel triest, recent geval, dat van wethouder De Jong in Meerssen. Vreselijk, iemand die zichzelf ombrengt omdat hij bang is dat ze hem komen halen. Dat hij in de gevangenis komt, voor iets wat hij misschien wel/niet gedaan heeft. Dat weet natuurlijk uiteindelijk niemand, alleen de betrokkenen. Daar mag ook verder niemand een zinnig woord over zeggen. Ik durf er ook niet al te veel over te schrijven, bang dat ik mensen beledig, kwets. Al wil ik wel even kwijt dat wij hier in Limburg zijn en dat de ene tongzoen de andere niet is. Dat carnaval een bijzonder festijn is waar heel erg veel afgelebberd wordt naar Hollandse begrippen, maar een klein beetje meer dan in de vastentijd, en in een vaak niet al te nuchtere staat. Je zult maar net even niet goed mikken, dan is het stukje wang plotseling een mond geworden. Enfin, daar gaat het ook niet om. Het gaat er om wat mensen elkaar aan doen. Wat het doel is van dergelijke beschuldigingen die door de pers worden misbruikt om een publieke rel te veroorzaken waaraan vermoedelijk een machtsspel aan ten grondslag ligt. In Leeuwarden probeerde mevrouw de wethouder mij uit te leggen, ‘dat die jongens niets anders konden doen, dan zoals ze deden.’Dat wilde er bij mij toen niet in en nu ook niet. Het was een doodordinaire machtsstrijd tussen alle mogelijke geledingen van de samenleving die je je maar kunt voorstellen, tussen man en vrouw, tussen hoog- en laagopgeleid, tussen uitgediende middelbare archiefambtenaren en ambitieuze hogere archiefambtenaren, tussen huurhuis en koopwoning, tussen goede en slechte wijken, tussen ambtelijke diensten onderling, tussen de gemeentesecretaris en de wethouder, tussen de PVDA die zijn macht aan het verliezen was met niet-PVDA’ers, tussen Friesen en Hollanders en ga zo maar door. De rol van de (regionale) pers vind ik steeds meer een dubieuze worden: niet alleen in Leeuwarden toen, maar ook nu bij het kroningslied en in Meerssen. Het gaat niet meer om waarheidsvinding, maar om belangen uitvechten, abonnees winnen. Wie de macht heeft en wie niet, wie overleeft wie niet. De jongen en het meisje van Bakkenist zeiden letterlijk in dat gesprek: ‘Annelies, het is nu tijd om je weer op te bouwen.’ Mijn interim keek mij wat bezorgd aan, wel aanvoelend dat het misschien wel eens te laat zou kunnen zijn; ik voelde een nare beweging ergens ter hoogte van mijn maag en kon nog niet zeggen op die op- of neerwaarts zou gaan. Het enige wat ik onthouden heb van dat gesprek, was die frase: ‘Annelies, het is nu tijd om je weer op te bouwen’. Hier waren willens en wetens mensen aan de slag gegaan om iemand tot op de grond toe af te branden, mensen die hieraan een dikke belegde boterham verdienden, mensen die voor een groot deel betaald werden uit belastinggelden, ga zo maar door met hele bekende riedeltje. En dat zelfde gold voor die jongens van het archief. Ze wisten waar zij mee bezig waren, hebben de pers voortdurend ingelicht, voorgelicht en van -verkeerde- informatie voorzien. De volgende dag werd ik opgenomen in de PAAZ voor zeker zes maanden met zes maanden nabehandeling. Wat voor straf staat er op karaktermoord? Helemaal niets. Ik denk wel eens, had ik toch maar iets heel erg ‘mispeuterd’ zoals ze net over de grens zeggen. Met de kas ervan door gaan of zo en leuke dingen doen met dat geld. Dan had ik een ‘eerlijk’ strafproces gehad en was ik er misschien beter van af gekomen in een soort reclasseringstraject. Een leuk baantje in de luwte als inventarisator van familie-archieven, had mij best wel wat geleken, maar dan wel in grote archiefdienst.
mei 2013